Het chique, neogotische Stadshuis Hotel in het hart van Amsterdam was altijd een broeinest van luxe en kosmopolitische grandeur. De uitgebreide foyer met marmeren vloeren en majestueuze kroonluchters had gesprekken opgevangen in talloze talen, van zakendoen tot liefdesverklaringen. Maar de laatste tijd waren het gefluister en opgewonden fluisteren van een andere aard. De geruchten gingen rond als blad in de herfstwind: er waren mysterieuze sterfgevallen in het hotel, en niemand wist precies hoe of waarom.
Inspecteur Maarten de Vries, een man met de doordringende blik als van een havik en een voorliefde voor bluesmuziek op grammofoonplaten, kreeg de zaak toegewezen. Nieuw in zijn team was rechercheur Julia van Dijk, fris afgestudeerd aan de politieacademie, maar met een scherp verstand die niets ontging. Ze verplaatsten zich naar de werkplek in een unisono ritme, alsof ze intuïtief elkaars gedachten konden lezen.
Hun eerste stop was kamer 309, waar het meest recente slachtoffer, een internationale kunsthandelaar genaamd Franco Moretti, was gevonden. Het lichaam lag uitgestrekt op het bed, de ogen starend naar het niets, de handen verkrampt als klauwen. Er was geen enkel teken van strijd, geen zichtbare verwondingen. Het leek alsof het leven hem simpelweg had verlaten, onverklaard en plotseling.
“Heart attack,” mompelde de hoteleigenaar, een nerveus type met een dun snorretje en een nog dunnere geduldslijn. “Nothing more.”
“Misschien,” antwoordde Maarten terwijl hij voor zich uit staarde. “Maar waarom blijft het zich herhalen? Dit is al de vierde gast in twee maanden.”
Julia liep langzaam door de kamer, haar ogen over elk detail strijkend. “Wat weten we over de eerdere slachtoffers? Zijn er overeenkomsten tussen hen?”
De eigenaar haalde zijn schouders op. “Toeristen, zakenlieden… Niets in het bijzonder.”
Julia plukte een boek op van een nachtkastje, bladerde erin terwijl ze de diepte van haar gedachten liet zien. “Wat nou als er iets anders is? Iets wat hen verbindt?”
Een metalige klik klonk toen Maarten zijn aansteker dichtklapte en de kamer vult zich met de geur van tabak. “Past not within our remit, but let’s tread lightly here. Follow the clues, luister naar wat niet gezegd wordt, en zie wat niet gezien kan worden. Wat zien we hier, Julia?”
Julia bukte zich en bekeek een onopvallende hoek van de kamer. Een lichte schaduw op de muur, bijna onmerkbaar. Ze aarzelde niet en liep ernaartoe, draait met een zekere precisie het schilderij recht. Achter het schilderij, verborgen met enige slordigheid, zat een kleine metalen deur. “Kijk eens aan,” mompelde ze terwijl ze de deur open probeerde te wrikken.
Het luikje opende zich met een klik. Binnen waren enkele mysterieuze, antieke voorwerpen, samen met wat leek op flessen een onbekende substantie. “Raar, en het wordt nog vreemder,” fluisterde Maarten, “Die flesjes, wie bewaart zulke dingen hier.”
Er was geen tijd te verliezen. De inhoud werd overgedragen aan de analytische dienst. Terwijl het team hun onderzoek voortzette, viel het hen op dat de flessen dateren uit de 17e eeuw en een merkwaardig embleem droegen. Het was tijd om antwoorden te krijgen.
“De geschiedenis van dit hotel,” begon Maarten toen ze met de eigenaar in de donkere kelder stonden, “vertel me alles.” Het gezicht van de eigenaar verbleekte, gevolgd door een aarzelende bekentenis: “Er waren verhalen, legendes zelfs, over een oude sekte. De Alchemisten van het Veelzijdige Licht, die hier ooit vergaderden en experimenten uitvoerden op zoek naar onsterfelijkheid.”
Een koude rilling kroop over Julia’s rug toen ze het verband legde. “En dit,” zei ze wijzend naar de oude voorwerpen, “kunnen hun overblijfselen zijn, per ongeluk achtergelaten? Of misschien met opzet?”
Het bewijs wees op een kwaadaardig experiment dat nog steeds zijn tol eiste, eeuwen later.
“Dat verklaart nog niet alles,” zei Maarten snel. “Maar het begin is er. Al wat we moeten doen, is volgen waar het ons leidt. Misschien moeten we wat oude boeken afstoffen en die alchemisten eens goed onder de loep nemen.”
Het hotel hield zijn adem in. Terwijl de nacht viel, bleef de onzichtbare dreiging voelbaar. De gemoedstoestand was gespannen, maar Maarten en Julia waren vastbesloten. Dit was niet zomaar een mysterie; het was een confrontatie met het verleden, een strijd tegen de overblijfselen van een duistere geschiedenis die zich niet gewonnen gaf.
En de tijd tikte door, elke seconde vol belofte en gevaar, en het moordende verleden was nog lang niet klaar met hen.