In een rustig dorpje aan de rand van een uitgestrekt woud, woonde een man genaamd Johan. Hij leidde een bescheiden leven, met weinig buitengewone gebeurtenissen. Maar dat alles veranderde op een druilerige herfstavond.
Johan had altijd een scherp oog voor detail en een ongewoon talent om vreemde dingen op te merken. Die avond, terwijl de schemering langzaam de nacht in gleed, zag hij iets vreemds aan de overkant van de straat. Zijn buren, de familie Van Dijk, gedroegen zich anders dan anders. Rookpluimen stegen op uit hun schoorsteen, ondanks het feit dat het niet bepaald koud was. In hun tuin, die doorgaans onberispelijk onderhouden werd, lagen nu vreemde, glanzende stenen in een patroon die Johan nooit eerder had gezien.
Nieuwsgierigheid overweldigde Johan, en hij besloot een kijkje te gaan nemen. Hij sloop stilletjes naar de tuin van de Van Dijks en verstopte zich achter een rij van dicht begroeide struiken. Wat hij daar ontdekte, deed zijn hart sneller kloppen.
Door een spleet in het gordijn zag hij dat de Van Dijks rondom een groot boek zaten. Het boek leek oud, met een omslag versierd met complexe runen en symbolen. Mr. Van Dijk, normaal gesproken een rustige en gereserveerde man, las met een lage, monotone stem uit het boek voor. De woorden die hij gebruikte waren niet te verstaan; ze waren in een taal die Johan nog nooit had gehoord, al deden ze vaag denken aan iets uit oude, vergeten tijden. De gezichten van de familieleden waren strak en gefocust, hun ogen glanzend met een vreemde intensiteit.
Plotseling voelde Johan een koude hand op zijn schouder en draaide zich geschrokken om. Daar stond de jongste dochter van de Van Dijks, Lotte. Haar grote, donkere ogen zagen recht door hem heen.
“Waarom bespied je ons, Johan?” fluisterde ze, haar stem klonk als het ritselen van bladeren in de wind. Voor Johan kon antwoorden, trok ze hem het huis in, recht naar de kamer waar hij zojuist naar binnen gluurde.
Binnen was de sfeer geladen. “Johan, we hadden gedacht dat het wel eens zo ver zou komen,” zei Mr. Van Dijk zonder op te kijken van het boek. “We kunnen het niet langer verbergen. Wij zijn niet wie we lijken te zijn.”
Hij ging toen verder met zijn verhaal. De Van Dijks waren afstammelingen van een oude orde, de Bewakers van de Schaduw, belast met de taak om een portaal te bewaken dat leidde naar een andere wereld. Een wereld die gevuld was met duisternis en kwaadsoorten die de onze zouden kunnen vernietigen als ze ooit zouden ontsnappen.
“Waarom vertel je me dit?” vroeg Johan, zijn stem trilde van spanning.
“Omdat,” antwoordde Mr. Van Dijk somber, “het portaal broos wordt. En we hebben hulp nodig van een buitenstaander. Iemand die onmiskenbaar moedig is en een talent heeft voor het zien van wat verborgen is.”
Voor Johan het wist, werd hij verwikkeld in de strijd om het beschermen van het portaal. Het rustige dorpje bleek slechts een façade te zijn voor een epische strijd tussen licht en schaduw. Zijn eenvoudige leven was plotseling gevuld met gevaar, mysterie en avontuur, zoals hij nooit eerder had kunnen dromen.
En zo ontdekte Johan dat de meest alledaagse plaatsen vaak de poort zijn naar de meest buitengewone avonturen.