Toen journalist Anna Vermeer het eerste krantenartikel over de moorden las, voelde ze een onheilspellend kippenvel over haar rug kruipen. Het leek in eerste instantie op een gewone moordzaak, zonder bijzonderheden. Maar iets aan de manier waarop het slachtoffer was achtergelaten, het patroon van de wonden… het had een zekere signatuur, een doelbewustheid die ze niet kon negeren.
Ze begon haar onderzoek gedreven door een mengeling van nieuwsgierigheid en een duister voorgevoel. Misschien was het haar instinct als journalist, of misschien was het iets diepers, iets archaïscher, dat haar waarschuwde. Hoe dan ook, ze was vastberaden om de waarheid te achterhalen. Ze begon met het najagen van de weinige aanwijzingen die voorhanden waren: stukjes informatie uit politierapporten, getuigenverklaringen, en vooral… de patronen.
Elke moord was begaan op een regenachtige nacht, telkens met een gelijke methode: een diepe snee over de hals van het slachtoffer, gevolgd door zorgvuldig geplaatste steekwonden in de borst. Als ze de locaties van de moorden op de kaart uitzette, vormden ze een sinistere vorm, een cirkel die steeds dichter naar een middelpunt kwam. Anna begreep dat de seriemoordenaar een macaber spel speelde en dat er ergens een diepe, duistere betekenis in verscholen lag.
Haar onderzoeken brachten haar naar duistere plekken: verlaten steegjes, vervallen panden, schimmige kroegen waar niemand bereid was te praten. Maar ze zette door, ongeacht de obstakels of de angstaanjagende gevoelens die haar soms probeerden te laten stoppen.
De sleutel tot de oplossing kwam onverwachts, in de vorm van een oude legende die ze toevallig tegenkwam in een stoffige bibliotheek. Volgens de legende was er ooit een sekte actief in de stad, een groep die geloofde in de zuiverende kracht van bloedrituelen. Hun symboliek, hun methodes, alles paste precies in het patroon van de moorden. De waarheid was angstaanjagender dan Anna zich had kunnen voorstellen. De moordenaar volgde niet zomaar een patroon; hij volgde een eeuwenoud ritueel, heroplevend als een eeuwenoude vloek die de stad teisterde.
Anna wist dat haar ontdekking haar leven in gevaar bracht, maar haar ethiek en vastberadenheid als journalist overheersten. De moordenaar moest gestopt worden, en de mensen moesten weten wat er rondom hen gaande was. Op een stormachtige nacht, gewapend met haar notitieboek en een vastberaden geest, besloot ze een verblijfplaats te bezoeken waarvan ze vermoedde dat het de volgende plaats van de satanische moordenaar zou zijn.
Het moment suprême kwam sneller dan verwacht. In de schaduw zag ze de figuur van een man, gehuld in een lange jas, zijn gezicht verborgen onder een hoed, klaar voor de volgende moord. Ze herkende het markante silhouet die de krantenfoto’s beschreven hadden: de Patronenjager.
Met een moed die ze niet wist dat ze in zich had, stelde Anna zich aan hem voor. “Je rituelen stoppen hier,” zei ze, haar stem trillend maar vastberaden.
De moordenaar keek op, een moment van verrassing in zijn ogen. Toen flitste zijn mes naar buiten, het zilveren lemmet glinsterend in het schaarse licht. Anna wist dat zij de laatste hindernis vormde voor zijn vervolmaking van het duivelse patroon.
Met een laatste duik en een adrenalinekrachtige schreeuw wist Anna het mes te ontwijken, waarna ze haar pepperspray uit haar tas haalde en in zijn ogen spoot. De moordenaar schreeuwde van pijn, een kil gehuil dat door de verlaten straat weerklonk. Anna’s hart bonkte in haar keel terwijl ze de politie belde.
De nachtmerrie eindigde in de gevangeniscel waar de moordenaar eindelijk werd opgesloten, zijn rituele slagen bewaren voor de eeuwigheid. De stad haalde opgelucht adem, maar voor Anna was het einde bittersweet. Ze wist dat de duisternis altijd deel zou blijven uitmaken van haar eigen verhaal, het verhaal van een journalist die het onbekende had getrotseerd en voor een moment, heel even, een glimp had gezien van de pure kwaadaardigheid die in alle hoeken van de wereld loerde.