In de muffe kelder van een oud herenhuis, te midden van stoommachines en ratelende tandwielen, werkte Professor Hendrik Koelman aan een uitvinding die zijn verstand te boven ging. Zijn werkplaats was een bizarre mengelmoes van glanzend koper en roestig ijzer, een perfecte fusie van steampunk en futuristische dromen. Koelman was een bleke, tengere wetenschapper, zijn sociale kring niet groter dan de gesmeerde moeren en draden die hem omringden.
Hij had jaren van zijn leven gewijd aan de studie van tijd, die ongrijpbare vijand die nooit stil stond. Lopen door de straat, observerend hoe de lucht geel kleurde van de kolenrook, doemde telkens dezelfde vraag op in zijn hoofd: Wat als je tijd stil kon zetten? Het was een half ontvangen gedachte, maar vandaag zou hij het antwoord ontdekken.
Met trillende handen aktiveerde Koelman de laatste hendel van zijn grootse apparaat, de “Tempus Immobilis”. Een zacht getik van klokjes en een sissend geluid van stoom was alles wat er hoorbaar was, totdat de werkplaats plotseling stil viel. Compleet stil. Zelfs het geruis van de stad erbuiten leek gedoofd. Het apparaat werkte!
Koelman keek naar zijn zakhorloge, waarvan de wijzers bevroren waren in een eeuwige tussentijd. Hij durfde amper te ademen, alsof elk geluid het breekbare moment kon verstoren. Hij liep naar buiten—de rook stond stil in de lucht, mensen zaten vast in hun haast, vogels hingen onbeweeglijk als sculpturen tegen het blauwe canvas van de hemel.
Zijn eerste reactie was pure vreugde, een kinderlijke extase die slechts een kort moment duurde. Toen kwamen de vragen. Wat moest hij doen met deze kracht? De moraliteit en verantwoordelijkheid wogen zwaar op zijn schouders. Hij kon alles nemen wat hij wilde, macht verkrijgen die tot de verbeelding sprak. Maar tegelijkertijd wist hij dat elke daad die hij in deze bevroren tijd volbracht, zijn eigen spiegelbeeld zou bekritiseren.
Hij keerde terug naar zijn kantoor, sloot de deur zachtjes achter zich en ging zitten. Een tijd die nooit meer verder zou tikken, zou het leven zelf vernietigen zoals hij dat kende. Ergonomisch pijnigde hij zich, zoekend naar een oplossing, een moreel juiste toepassing van deze macht. Misschien kon hij de techniek met de wereld delen, om de maatschappij te helpen problemen op te lossen die onmogelijk leken in een lineaire tijdslijn. Of moest hij het simpelweg vernietigen, om te voorkomen dat deze macht in verkeerde handen viel?
Koelman zuchtte en keek naar zijn “Tempus Immobilis.” Hij maakte zich klaar om de hendel terug te draaien en de wereld weer in beweging te brengen. Voordat hij dat deed, besloot hij iets kleins te doen. Hij schreef een nota voor zichzelf: “Onthoud de mogelijkheid, maar vergeet de uitvoering. De verantwoordelijkheid van macht is groter dan de wens tot verandering.”
Met een laatste aarzeling herstelde hij de tijd. De wereld hervatte zijn natuurlijke gang, nietsvermoedend van de stilstand die net plaatsvond. Koelman keerde terug naar zijn studies, wetende dat, zelfs midden in de wonderen van technologie en wetenschap, de grootste uitdagingen die van menselijke aard blijven.
Wandelend door de straat en kijkend naar de lucht, voelde hij een nieuw soort rust. De toekomst zal altijd blijven komen, zelfs als we even vergeten wat tijd betekent.