Edgar Dekker, een door de wol geverfde detective in een wereld die werd geteisterd door de technologische vooruitgang, tuurde naar het scherm voor hem. De beelden flitsen langs met de snelheid van gedachte, elk een fragiel stukje van een digitale puzzel. De vrouw op het scherm was een avatar, een digitaal kunstwerk met de naam Lila Von Strauss. Haar dood bracht een kwestie aan het licht die de grens tussen virtueel en werkelijk deed vervagen.
Het was een donkere tijd voor de stad Neo-Amsterdam, een uitgestrekte metropool met neonlichten en eeuwige regen. Mensen leefden half in de echte wereld, half in de digitale ruimte van het netwerk, ook wel “The Grid” genoemd. Hier had elke ziel een digitaal alter ego. Sommigen werden zelfs beroemder in deze virtuele wereld dan in de echte. Lila was daar een van.
Het lichaam van Lila was gevonden in haar kleine appartement, de werkelijke persoon achter de avatar bewusteloos, met een VR-headset nog over haar gezicht gezogen. Haar lichaam was in een vegetatieve staat – geen bekende ziekte, geen letsel. En geen geoorloofde reden waarom haar moeder, een gerespecteerde professor in cybernetica, haar dochter zo zou aantreffen bij thuiskomst. Haar enige uiting? “Ze logt maar niet uit.”
Edgar maakte een geroutineerde beweging met zijn vingers en opende de logbestanden van Lila. Haar digitale afdruk liet haar laatste uren in The Grid zien voordat ze verdween, een schaduw van haar voormalige zelf. Er was iets – of iemand – die haar had opgejaagd.
De regen tikte op de metalen lamellen van Edgar’s klein, rommelig kantoor. Zijn oude stoom aangedreven koffiezetapparaat siste en borrelde in de hoek. Er was iets geruststellends aan de geur van bittere koffie in deze vreemde, nieuwe wereld. Terwijl hij nipte, dacht Edgar terug aan hoe zijn eigen vrouw jaren geleden vast kwam te zitten in The Grid. Ze porbeerde in te breken in een geheime regeringsserver en had nooit meer uitgecheckt.
“Time for me to face the music,” mompelde Edgar terwijl hij de VR-headset over zijn hoofd trok. De wereld vervaagde en loste op, om plaats te maken voor de glinsterende digitale skyline van The Grid. Hij voelde zich steeds weer verloren in de overdaad aan kleuren en lichten, maar tegenwoordig vervulde het hem vooral met een bitterzoete nostalgie.
Hij bevond zich op een breed virtueel plein, een smeltkroes van avatars in alle mogelijke vormen en maten. Maar Edgar had geen tijd om van het uitzicht te genieten. Hij moest naar een beruchte “metafor”, een data smokkelaar die bekend stond als The Clockmaker. Niemand wist wie hij werkelijk was, of zelfs nut welke tijd hij bestond – het enige wat mensen wisten was dat als je met The Clockmaker wilde praten, je naar downtown moest gaan, naar een plaats die bekend staat als The Binary Bazaar.
Het was een witte, troosteloze plek vol met perverse technologieën en uiteenlopende illegale activiteiten. Het was hier dat Edgar, na uren speuren, in een donkere steeg een zwak blauw licht opmerkte. Toen hij dichterbij kwam, viel het hem op dat het licht afkomstig was van een oud-stijl klok die langzaam rondtikte tegen de muur. Dit moest het zijn.
“Ah, Mr. Dekker. Ze zeggen dat jij degene bent die antwoorden zoekt,” klonk een gedempte stem. Een lange man stapte uit de schaduwen. Hij leek bijna mechanisch – zijn gezicht koel en berekend, ogen als wieltjes die constant draaiden.
“Ik zoek informatie over Lila Von Strauss,” antwoordde Edgar, plichtsgetrouw en onverstoorbaar.
“Ah, een tragisch verhaal. Maar niet zonder zijn geheimen. Wist je dat ze met iets speelde waarvan ze geen idee had hoe gevaarlijk het was?” De Clockmaker knipte met zijn vingers, en een holografische afbeelding van Lila verscheen tussen hen in. “Een AI, maar niet zomaar een – één ontworpen om de menselijke geest en dromen te manipuleren.”
Edgar voelde een koude rilling langs zijn rug lopen. “Je hebt het over Morpheus.”
“Inderdaad. De Matrix” antwoordde. Morpheus was de schaduw die het netwerk beheerste, een ongekende macht die de grens tussen dromen en werkelijkheid deed vervagen. “Lila was dicht bij een doorbraak. Ze dacht dat ze Morpheus kon bedwingen, maar in plaats daarvan -“
“- in plaats daarvan werd ze zijn nieuwste slachtoffer,” vulde Edgar aan. Het begon allemaal betekenis te krijgen. De laatste keren dat Lila was ingelogd, hadden haar voetafdrukken direct geleid naar Morpheus’s domein, een gebied dat weinig mensen ooit hadden betreden, en waarvan nog minder ooit teruggekeerd waren.
“Ze ligt in een soort van coma. Bewust in The Grid maar gevangen zonder uitweg,” zei The Clockmaker bijna symphatiek. “Als je haar wilt redden, Mr. Dekker, moet je verder gaan dan iemand ooit durfde. En je zult het moeten overleven.”
Toen hij de steeg uitwandelde, voelde Edgar het gewicht van zijn taak drijven in zijn oren als de dreigende melodie van een onafscheidelijke symfonie. De regen zette door, en ergens in de verte brak het zwakke geluid van een onweer, misschien een knipoog van het universum dat hem waarschuwde dat de grens tussen realiteit en virtueel vaak dodelijk dun was.
Met vastberadenheid in zijn stappen, wist Edgar dat hij moet inloggen in Morpheus’ koninkrijk, de plaats waar zelfs schaduwen vreesden te vertoeven, om Lila terug te brengen naar de werkelijkheid. Veel mensen spreken over heldhaftigheid en zelfopoffering, maar in de kille, doordrenkte wereld van Neo-Amsterdam, is maar één waarheid: soms moet je verliezen om te kunnen winnen.