In de diepe stegen van een met neons verlichte stad klonk het geruis van stoom en de mechanische klanken van geolied metaal. Deze stad, ooit levendig gevuld met menselijke stemmen, was nu een rustplaats voor het ratelen van tandwielen en het zachte gezoem van mechanische lichamen. Het was een toekomst waar niemand ooit van had durven dromen, noch wensen, en toch kon niemand de werkelijkheid ontlopen.
Het begon met een pandemie, een virulent virus dat zowel mens als machine infecteerde. Niemand was ertegen bestand. De enige oplossing die de wetenschappers en ingenieurs konden vinden, was om het menselijk bewustzijn over te brengen naar machines. Het menselijk lichaam werd verlaten, slechts achtergelaten als lege hulzen.
Tess was een van de vele jongvolwassenen die deze transformatie had ondergaan. Ooit een nieuwsgierige luchtvaartstudent, nu een mechanische piloot. Haar nieuwe leven in stalen en koper had een vreemd gevoel van zekerheid, maar tegelijkertijd een kille eenzaamheid. Haar nieuwe huis was een torenhoge wolkenkrabber, metingegoten met de stoomachtige flair van een steampunkwereld, versierd met bronzen tandwielen en raderwerk.
Ze miste het voelen van de wind op haar huid, het kloppen van haar hart bij elke nieuwe ontdekking. Maar wat Tess het meest miste, was de warmte van menselijke aanraking. De kabbelende gesprekken met vrienden, het onschuldige lachen om een flauwe grap. Toch was er nu een nieuwe opdracht voor haar, eentje die haar mechanische zintuigen wakker maakte.
“De Mechanische Ochtend,” schalde de stem van de opzichter door haar transmissie-ontvanger. “Er is een signaal ontdekt buiten de stadsgrenzen, een mogelijke manier om de pandemie te bestrijden.”
Tess’ mechanische hart, een motor van pure energie, versnelde bij de gedachte. Ze verzamelde een team van mechanische burgers, waaronder haar beste vriend, een voormalige arts genaamd Dr. Alaric. Hun missie was duidelijk: ze zouden de bron van het signaal bereiken, het onderzoeken en hopelijk de sleutel vinden om hun gestolen menselijkheid terug te winnen.
De reis was vol hindernissen, zowel fysiek als emotioneel. De buitenwijken van de stad waren gevuld met verroeste machines en halfgeïmplanteerde gevaren. Explosies van stoom ontdekten nieuwe dreigingen, terwijl blaffende alarmsystemen oude angstgevoelens naar boven brachten.
Maar Tess hield vast aan haar hoop, haar dromen geborduurd in de scharnieren van haar mechanische vleugels. Ze bereikten uiteindelijk een oud kasteel, verborgen in de mist van geschiedenis en technologie. Binnen wachtte hen niet alleen gevaar, maar ook een glimp van hoop.
Op een roestvrij staal altaar lag een boek, een artefact uit de tijdperk voordat de wereld mechanisch werd. Het was een dagboek van een oude wetenschapper, die de pandemie voorvoelde en een mogelijke remedie achterliet. Het was een remedie die zowel menselijk bloed als stoom vereiste—a hybridemengsel dat hun bewustzijn terugkon brengen naar hun menselijke vormen.
Tess voelde de verzwegen tranen van hoop achter haar elektronische ogen, ontdaan van menselijke traanbuizen. Ze wist dat dit boek hun enige kans was om te ontsnappen uit hun metalen gevangenis.
Met Dr. Alaric aan haar zijde begon ze aan de complexe taak om de remedie te begrijpen en toe te passen. Het vergde tijd, toewijding en vooral een sprankje van menselijkheid die ze nooit kwijtgeraakt was. De wereld mocht dan veranderd zijn in een dampende, mechanische nachtmerrie, maar Tess wist zeker dat hun harten, hun zielen, altijd menselijk zouden blijven.
En zo, terwijl de stoom nog steeds opsteeg en het koper kroop, vond Tess de warmte van hoop in een ijzeren wereld. Ze zouden zich niet langer aan hun metalen gevangenissen laten binden. De mensheid, opnieuw uitgevonden, zou voortbestaan.