In een ver verleden, in een wereld die tegelijk bekend en vreemd aanvoelt, bestonden rijkdom en vooruitgang voornamelijk in de vorm van schroeven, tandwielen, en stomende ijzeren machines. Dit was de wereld van Mesinburg, een stad waar steenkool de lucht vulde en de nobelen hun luchtballonnen gebruikten om door de lucht te reizen.
Op een heldere ochtend, toen een gouden gloed de stad verlichtte, bereidde de zestienjarige Adelina Sinclair zich voor op haar eerste soloreis. Haar familie behoorde tot de hoogste kringen van Mesinburg en hun luchtballon, de Aurelia, was beroemd om zijn pracht en pracht.
“Pas goed op jezelf, Lina,” zei haar vader, Lord Sinclair, terwijl hij de met goud ingelegde mand vasthield. Zijn ogen schitterden van trots en bezorgdheid.
“Ik zal voorzichtig zijn, vader,” antwoordde Adelina, haar blauwe ogen glinsterend in het ochtendlicht. Met een ferme stap en een diepe ademhaling liet ze zich in de ballon zakken, klaar om de vrijheid van de lucht te omarmen.
Het opstijgen van de Aurelia was een sierlijk schouwspel, het gouden zeil reflecteerde de zonnestralen terwijl het zich langzaam omhoog bewoog, gedragen door hete lucht. Adelina keek neer op de drukte van de stad onder haar; de raderen van de machines leken vanaf deze hoogte te vertragend en hun geratel verschrompelde tot een zachte zucht.
Haar avontuur bracht haar hoog in de hemel, ver voorbij de grenzen van Mesinburg. De wereld onder haar leek kleiner en onbeduidender. Terwijl ze de wolken doorkliefde, dacht Adelina aan de verhalen van haar grootvader, die haar altijd vertelde over de magische rijken boven de wolken, waar de blauwste luchten en de zuiverste lucht te vinden waren.
“Vergeet nooit,” had hij altijd gezegd, “dat wat je zoekt niet altijd hier beneden is. Soms moet je hoger stijgen.”
Plots werd Adelina uit haar overpeinzingen gehaald door een onverwachte ruk aan haar ballon. Ze keek op en zag een enorme adelaar, een creatuur van ijzer en stoom, zich vastgrijpen aan haar luchtschip. Zijn mechanische vleugels glommen in de zon, en de vurige ogen keken haar strak aan.
“Gegroet, jonge Sinclair,” klonk een donderende stem. “Wat brengt jou zo hoog in de lucht?”
Adelina had gehoord van de Sky Wardens, wachterwezens die de grenzen van het luchtdomein bewaakten. Ze slikte, maar verzamelde haar moed. “Ik ben op zoek naar de Blauwe Lucht,” antwoordde ze vastberaden. “Het rijk waarvan mijn grootvader vertelde.”
De adelaar kantelde zijn kop en leek haar te overpeinzen. “Je hebt moed, kind. Maar moed alleen brengt je niet waar je wezen moet. Toon mij je wijsheid en je inzicht; alleen dan mag je door.”
Adelina dacht na, zich herinnerend aan de verhalen en lessen van haar jeugd. “Het is niet alleen de hoogte die een rijk maakt,” zei ze langzaam. “Het is de puurheid van het hart en de helderheid van de geest die de blauwste lucht onthullen.”
De mechanische adelaar knikte goedkeurend. “Goed gesproken, jonge Sinclair. Je hebt het juiste gezien. Je weg is vrijgegeven.”
Met een machtige klap van zijn vleugels liet de adelaar de ballon los en verdween in de verte. Adelina voelde haar hart lichter worden terwijl ze verder omhoog steeg, door de wolken heen naar een helderblauwe hemel die bijna onwerkelijk leek in zijn schoonheid.
Ze wist dat haar reis nog maar net begonnen was en dat de uitdagingen alleen maar groter zouden worden. Maar Adelina Sinclair, vliegend boven de wereld in de Aurelia, voelde zich klaar voor alles wat zou komen. In de wereld van wind en stoom, waar dromen zich hoog in de lucht verwezenlijkten, vond ze haar eigen pad tussen de wolken.