Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Diepte van de Mensheid

De Diepte van de Mensheid

Diep onder het oppervlak van de stijgende en dalende getijden, voorbij het bewegen van de golven en het zingen van de walvissen, bevond zich een wereld die lang onontdekt en onbewoond was gebleven. De oceaanbodem, ooit een domein dat alleen bewoond werd door bizarre vissen, koraalriffen en vergeten wrakken, was nu het toneel van de nieuwste menselijke ambitie: kolonisatie.

In het jaar 2078, toen de landmassasynapsen van de aarde langzaam uitgeput raakten door overbevolking en uitputting van hulpbronnen, hadden de meest briljante geesten van de wereld besloten dat de toekomst onder water lag. Een nieuwe stad, genaamd Abyssalia, rees op uit de modder van de diepzee, aangedreven door stoomaangedreven turbines en verlicht door bioluminescente netwerken afgekeken van de natuur zelf.

Lorius Tenebris, een wetenschapper en vernuftig ingenieur, wandelde door de drukke straten van Abyssalia. Ondanks de verrassende combinatie van Victoriaanse architectuur en futuristische technologie, voelde de stad levendig en levendig aan, vol met de geur van zeewater en de constante dreun van mechanische leven. De onderdrukking van de duisternis door de kunstmatige zonnen die de lucht koesterden, gaf de stad een vreemde, andere wereldachtige sfeer.

Lorius duwde de deur open van een kleine taverne, “De Glimmende Kreeft,” een toevluchtsoord voor land- en zeewezens. Binnen bevond zich een tafereel rechtstreeks uit een steampunk-droom: zeelieden met mechanische armen, zeemeerminnen met stalen vinnen en luchtpiraten die bliksemsnel conversaties voerden over nieuwe handelsroutes en de dreiging van onderzeese wervelstormen.

Achter de toonbank stond een man bekend als Dalton, met een achternaam die verloren was gegaan in de diepten van de zeelegendes. Loreus benaderde hem met een ernstig gezicht.

“Dalton,” zei Lorius, zijn stem laag maar dringend, “de tijd is gekomen. De mechanische kelk moet worden geactiveerd.”

Dalton, een man die gewend was geruchten en verzinsels te onderscheiden, staarde Lorius aan met een mengeling van scepsis en nieuwsgierigheid. “Ben je er zeker van, Tenebris? De mechanismen zijn onstabiel. Eén fout en Abyssalia zal instorten als een zandkasteel bij vloed.”

Lorius snoof. “We hebben geen keus. De Arctische gletsjers smelten sneller dan verwacht. Binnen een paar jaar zal de zeespiegel ons overweldigen. We moeten dieper gaan, Dalton. Dieper dan enig mens ooit is gekomen.”

Dalton knikte langzaam. Hij pakte een sleutel van onder de toonbank en reikte die aan Lorius over. “God zij ons genadig,” mompelde hij, terwijl Lorius de sleutel snel greep en naar buiten snelde.

In een geheime kamer diep in het hart van de stad stond de mechanische kelk, een reusachtig apparaat dat op ingewikkelde wijze was vervaardigd uit tandwielen, buizen en stoommotoren. Lorius stak de sleutel in het slot en draaide deze om. De kelk begon te trillen en te schudden, en een oorverdovend geruis vulde de ruimte.

Buiten begonnen de inwoners van Abyssalia te mompelen en te wijzen, angst en hoop wedijverden om overmacht. Een reeks steampunk-ballonlampen explodeerde boven hun hoofden in een schittering van licht. Het gerommel groeide in intensiteit, en toen, precies op het moment dat het leek alsof alles zou bezwijken, stabiliseerde de kelk en begon deze kracht uit te stralen. Abyssalia werd steviger, veiliger, en het leek erop dat de diepte zelf de stad in haar armen nam.

Toen de rust weerkeerde, haalde Lorius diep adem. Dit was pas het begin. Kolonisatie op de oceaanbodem was slechts een eerste stap. De echte uitdaging lag in het overleven en gedijen in een vijandige, onbekende wereld. Maar voor nu, onder de ingenieuze glans van de diepte, had de mensheid een nieuw thuis gevonden.

De oceaan had ooit alles verzwolgen wat hem niet toebehoorde. Maar nu, met de kracht van technologie en wilskracht, had de mensheid eindelijk teruggewonnen wat voorheen ontoegankelijk was.

Voorlopig, althans. Want zoals altijd in dit soort avonturen, wist Lorius dat de werkelijke vijanden niet alleen sluimerden in de diepte van de oceaan, maar ook in de diepten van het menselijk hart zelf.

Deel op social media