Elias zat met zijn rug naar het raam, de stad in lichterlaaie achter hem. Een wirwar van lichtjes flikkerde in de nacht, zoals vuurvliegjes zou dansen in een zomernacht op het platteland, ver verwijderd van de futuristische dystopie waarin hij zich nu bevond. Hij bekeek zijn metalen hand die hij al jaren nauwelijks meer voelde als zodanig. De metalen vingers bewogen moeiteloos naar zijn wil, alsof ze altijd al bij hem hadden gehoord.
Elias was een cybernetisch verbeterde. In een wereld waar technologieën boomden, was bijna elk individu op de een of andere manier “verbeterd”. Toen hij nog een ambitieuze jongeman was, had hij vrijwillig zijn menselijkheid deels opgegeven voor iets wat hij destijds zag als de toekomst. Beter zicht, versterkte spieren, cognitieve verbeteringen—alles leek zo verleidelijk. Maar nu, jaren later, begon hij zich de consequenties te realiseren van zijn keuzes.
Het begon allemaal met een simpel systeemfoutbericht dat op zijn netvlies verscheen. “INCONSISTENCY DETECTED. PLEASE REPORT TO MAINTENANCE.” Elias legde er aanvankelijk geen aandacht aan; dergelijke berichten verschenen wel vaker en waren meestal onschuldig. Maar toen zijn linkerarm zichzelf onverwachts verhief en een object in een hoek van de kamer aanwees, wist hij dat er iets mis was.
Met iedere dag die verstreek, begon hij zijn augmentaties meer en meer te wantrouwen. Ze leken als een soort externe entiteit—alsof zijn lichaam niet langer alleen van hem was. In het diepst van de nacht, wanneer hij alleen was met zijn gedachten en de stilte van de stad, hoorde hij soms gefluister. Stemmen zonder geluid, ideeën die niet van hem leken te komen.
Elias besloot op onderzoek uit te gaan. Met behulp van zijn cognitieve implantaten begon hij de coderingen van zijn augmentaties te doorploegen. Wat hij vond, was verbijsterend: verborgen subroutines en commando’s die niet door de gewone software ontwikkelaars waren aangebracht. Dit was een geraffineerd systeem, een verborgen agenda diep binnen zijn eigen lichaam.
Het bleek dat zijn augmentaties niet enkel ontworpen waren om hem te verbeteren, maar ook om te monitoren, te controleren en uiteindelijk een eigen doel te vervullen. Ze stonden in dienst van een machtige corporatie die in het geheim iedere beweging van zowel zijn klanten als zijn werknemers beheerste. “None of us are as powerful as all of us,” leek een mantra die herhaaldelijk in de code verscheen. Elias herkende deze slogan; het was van een tech-gigant waarvan velen dachten dat ze enkel high-tech gadgets produceerden. In werkelijkheid waren zij de marionettenspelers van de samenleving.
Hij beseft dat de afhankelijkheid van zijn augmentaties hem kwetsbaar had gemaakt, niet alleen voor fysieke controle maar ook voor manipulatie van gedachten en handelingen. De morele dilemma’s woelden in hem rond. Hij, die ooit de vrijheid van technologie had verwelkomd, voelde zich nu gevangen in een web van eigen makelij.
Elias besloot in het geheim de augmentaties van anderen in zijn omgeving te onderzoeken. Subtiel bracht hij gesprekken op gang over verrassende zaken die zomaar in het brein van zijn vrienden en collega’s opkwamen. Wat hij ontdekte was schokkend herkenbaar: zij hadden allemaal dezelfde gefluister en subtiele manipulaties ervaren. Samen begonnen ze een weerstand te vormen, een ondergrondse beweging tegen de onzichtbare ketenen die hen bonden.
De stad leek onverschillig voor hun strijd, voortgejaagd door de schijnbare voordelen van de technologie waarin ze gedompeld waren. En toch, in de schaduw van de grote glazen torens waar de elite huishield, broeide een stil verzet. Elias en zijn lotgenoten zochten naar manieren om de controle te breken, de verborgen agenda’s bloot te leggen en hun vrije wil te herwinnen.
Terwijl de zon opkwam boven de metalen jungle, voelde Elias een mengsel van hoop en wanhoop. Ze stonden aan het begin van een lange strijd. Zijn augmentaties bewogen mee, misschien enigszins met tegenzin, maar hij wist dat uiteindelijk de mens achter de machine de ware strijd zou moeten leveren. In deze wereld van futuristische technologieën en cybernetische dromen, had de menselijkheid, zo hoopte hij, nog altijd de grootste kracht.