Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » Het Mysterie van de Stervende Vrouw

Het Mysterie van de Stervende Vrouw

De schemering daalde langzaam neer over de stad, als een grijze sluier die voorzichtig om elk gebouw en elke schim hing. In zijn stoffige kantoor zat detective Frederik van der Heyden, zijn scherp gesneden gezicht gehuld in een wolk van tabaksrook. De vurige gloed van zijn sigaret reflecteerde in het glas van de oude schemerlamp die op zijn bureau stond.

Zijn overpeinzingen werden verstoord door een zacht geklop aan de deur. Frederik fronste, want op dit late uur verwachtte hij geen bezoek. “Binnen,” klonk zijn stem, diep en doordrenkt van nieuwsgierigheid.

De deur opende langzaam en onthulde een tengere vrouw die steun zocht aan de deurpost. Haar ogen, diep hol en vol pijn, keken recht in die van Frederik, alsof ze door zijn ziel brandden. Ze schoof voorzichtig naar binnen en zakte uitgeput neer in de met leer beklede stoel voor zijn bureau.

“Detective… u moet mij helpen,” fluisterde ze, haar adem raspend en breekbaar als een herfstblad.

Frederik boog zich voorover, zijn blik gefixeerd op de vrouw voor hem. “Wat is er gebeurd, mevrouw?”

“Mijn dood is geen ongeluk,” zei ze met een zekere finaliteit. Haar woorden sneden als een mes door de spanning in de kamer.

Frederik bestudeerde haar gezicht, zag hoe het masker van pijn en wanhoop even plaatsmaakte voor een glimp van vastberadenheid. “Wat bedoelt u?”

“Ik ben vergiftigd… door iemand die ik dacht te kunnen vertrouwen,” kwam haar antwoord, elk woord een druppel in een beek van naderende noodlot.

De detective’s ogen vernauwden zich, een mengeling van woede en medeleven in hun diepte. “Heeft u enig idee wie het heeft gedaan?” vroeg hij zacht.

“Mijn man…” Haar stem brak, en even leek ze in zichzelf te zinken. Maar dan herpakte ze zich. “Hij… hij wilde van mij af om met zijn jonge minnares te kunnen samenleven.”

Frederik voelde hoe een rilling over zijn ruggengraat trok. De intensiteit van haar verklaring was als een donkere storm die zijn innerlijke rust verstoorde. “Waar is uw man nu?” vroeg hij, terwijl hij een notitieblok tevoorschijn haalde.

“In ons huis, niet ver hiervandaan,” antwoordde ze zwak. “Maar haast u… veel tijd heb ik niet.”

De detective knikte en snelde naar zijn kast, waar hij zijn regenjas en hoed ophing. Voor hij de deur achter zich dichtsloeg, keek hij nog eenmaal naar de vrouw. Haar ogen hadden nu een glasachtige, leeglopende blik, alsof het leven langzaam uit haar vervloog.

De avond bracht een sinistere stilte met zich mee, slechts onderbroken door het eentonige geluid van Frederik’s voetstappen op het trottoir. Hij voelde hoe elke schaduw leek te fluisteren, hoe elke donkere hoek in zijn geest en de wereld een nieuw geheim leek te verbergen.

Eenmaal aangekomen bij het huis van de vrouw, merkte hij op hoe de gordijnen dichtgetrokken waren, als wimpers die tegen de waarheid knipperden. Hij bonkte op de deur, zijn hart bonzend in zijn borstkas.

De deur werd opengemaakt door een man wiens gezicht meteen een koude kilte uitstraalde. “Wat wil je?” bromde hij, zijn kleine ogen sluw en doordringend.

Frederik trok zijn badge tevoorschijn en zei, “Detective Frederik van der Heyden. Ik moet een paar vragen stellen.”

De man aarzelde, maar liet hem binnen. Het interieur van het huis was luxueus, bijna opzichtig, maar er hing een benauwde sfeer. Terwijl Frederik zijn vragen stelde, observeerde hij elke zenuwtrek op het gezicht van de man, elk teken van onrust.

Plots klonk er een vrouwenstem van boven. “Edgar, met wie praat je?” Een jonge vrouw, nauwelijks ouder dan twintig, verscheen op de trap. Haar aanwezigheid was de laatste puzzelstuk die Frederik nodig had.

“Edgar,” zei hij koel, “je hebt het goed verborgen, maar niet goed genoeg. Je vrouw is stervende, vergiftigd door jouw hand. De waarheid zal aan het licht komen, want zoals ze zeggen in het Engels, ‘The truth will out’.”

De man verbleekte en voordat hij iets kon zeggen, greep Frederik zijn arm en voegde toe: “Je wordt gearresteerd.”

In de dagen die volgden werd de mysterie gordijn voor iedereen opgetrokken. De vrouw, wier naam Louise was, was met haar laatste krachten naar Frederik gegaan, in een moedige poging om gerechtigheid te verkrijgen. Edgar werd veroordeeld voor zijn misdaad, en de jonge minnares, geschokt door de onthullingen, verdween uit het zicht.

Frederik van der Heyden zat weer in zijn kantoor, het schemerlicht teruggekeerd, een nieuwe zaak als een schaduw in zijn geest gegrift. Hij wist dat de strijd tegen het kwaad nooit werkelijk zou eindigen, maar elke dag, elk nieuw mysterie, bracht een vonkje hoop in een anders zo duistere wereld.

Deel op social media