Het begon allemaal op een regenachtige namiddag toen de deurbel van het appartementencomplex rinkelde. Anna, de beheerder van het gebouw, staarde door het smoezelige raam naar buiten en zag een man met een hoed, een dikke koffer in zijn hand, en een verweerde jas. Zijn verschijning gaf haar een vreemd, onheilspellend gevoel, maar ze schudde de gedachte van zich af als een overblijfsel van een middag vol zorgen.
De nieuwe huurder, meneer Verbeek, betrok binnen enkele dagen de leegstaande flat op de derde verdieping. Hij plaaste zichzelf snel en stil, iets wat Anna zowel geruststellend als beangstigend vond. Geleidelijk aan merkte ze dat hij een routine had die haast mechanisch leek. Elke ochtend verdween hij in de vroege uren en keerde pas terug als de schemering viel. Zijn gelaatsuitdrukkingen bleven onveranderlijk, net als het vermoeide gebaar waarmee hij de sleutel omdraaide in het slot.
Weken gingen voorbij en Anna voelde een groeiende nieuwsgierigheid naar deze zonderlinge man. Zijn post was altijd in orde, en hij betaalde zijn huur punctueel. Maar er was iets aan hem dat haar niet gerust liet. Er waren geruchten onder de andere huurders, fluisteringen over nachtelijke geluiden en schaduwen die langs de muren glipten. Anna besloot dat ze het moest onderzoeken.
Op een avond verzamelde ze al haar moed en klopte op zijn deur. Geen antwoord. Ondanks haar kloppende hart besloot ze aan te bellen. Na wat onrustige momenten verscheen meneer Verbeek in de deuropening. Zijn ogen drongen door haar heen en leek haar gedachten te lezen. “Mevrouw, kan ik u ergens mee helpen?” vroeg hij beleefd maar kil.
“Ik wilde alleen maar kennismaken, meneer Verbeek,” piepte Anna, zichzelf meteen gebrek aan vindingrijkheid verwijtend. “De andere bewoners zijn een beetje ongerust. We horen soms geluiden…”
Zijn gezicht verzachtte, maar niet op een geruststellende manier. Het was een glimlach zonder warmte, alsof hij een rol speelde waarvoor hij geen talent had. “Dat is zeer attent van u, mevrouw. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Ik werk vaak ’s nachts en soms kan dat wat lawaai veroorzaken. Mijn excuses voor het ongemak.”
Anna knikte onzeker en slofte terug naar haar eigen flat, haar vragen sterker dan ooit. Ze kon het niet loslaten. Er waren verhalen die ze zich herinnerde van vroeger, verhalen over mensen die verdwenen in de schaduwen, over geheimen die zich verbergen achter gesloten deuren.
Op een late nacht, toen de maan hoog aan de hemel stond, hoorde Anna het weer – een zacht gerommel in het gebouw. Ze sloop naar buiten en volgde het geluid naar meneer Verbeek’s flat. De deur stond op een kier, net genoeg om een blik naar binnen te werpen. Wat ze zag deed haar bloed stollen.
Te midden van een zwak verlichte kamer, zag ze papieren verspreid over een tafel, kaarten van onbekende steden en foto’s van gezichten die haar niets zeiden. En dan, daar in het midden, een pistool dat glom in het maanlicht. Voor ze zichzelf kon tegenhouden, stormde ze naar binnen. Meneer Verbeek keek niet eens op. “Ik vroeg me af wanneer je zou komen,” zei hij kalm.
“W-wie bent u?” stamelde Anna, haar ogen flitsend tussen het wapen en zijn koude blik.
“Iemand met een verleden dat hij probeert te ontvluchten,” antwoordde hij. “Maar het verleden, zoals je misschien weet, haalt ons allemaal uiteindelijk in.”
Voordat Anna iets kon doen, stond hij op en schoof de foto’s van tafel. “Dit zijn mensen die iets van mij willen. Mensen die ik liever niet ontmoet. En nu weet jij het ook. Je had beter kunnen blijven waar je was, mevrouw.”
De stilte die volgde was ondraaglijk. Anna’s gedachten waren een waas van angst en verwarring. Het werd duidelijk dat ze zich midden in een wervelwind van gevaar bevond. Voordat ze iets kon laten ontsnappen, werd ze zachtjes richting de deur geleid. “Ga nu, en vertel niemand wat je hebt gezien,” fluisterde hij, de dreiging in zijn stem sluimerend onder een dun laagje beleefdheid.
Die nacht keerde Anna terug naar haar flat, haar hartslag razend in haar borst. Ze wist één ding zeker: het appartementencomplex zou nooit meer hetzelfde zijn. En hoewel de regen nog steeds rustig tegen het raam tikte, had een onzichtbare storm haar leven voorgoed veranderd.