Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » Het Geheim van Ascalon

Het Geheim van Ascalon

Toen archeoloog Dr. Cornelis van der Meulen de geheimzinnige ruïne van Ascalon voor het eerst ontdekte, was hij zich nog niet bewust van het eeuwenoude geheim dat binnen de overblijfselen lag begraven. Met zijn ringbaard en bril, een figuur die bijna uit een ander tijdperk leek te komen, vormde Van der Meulen een contrast met de moderne opgravingsapparatuur die zijn team had meegebracht. De muren van de ruïne waren bedekt met onleesbare inscripties en weelderige tekeningen, waarvan de betekenis al eeuwenlang verloren was gegaan.

Op een zachte zomeravond, terwijl het team zich voorbereidde op een vroege nacht, besloot Van der Meulen nog eens alleen een laatste blik te werpen op de site. Hij was altijd geïntrigeerd geweest door een bepaald deel van de muur, waarvan hij vermoedde dat het een deur verbeeldde. Met een zaklamp in de hand begon hij de tekeningen en inscripties opnieuw te bestuderen. Na enige tijd merkte hij een ongewoon patroon op in de symbolen—alsof ze samen een kaart vormden naar iets belangrijkers.

Zijn hartslag versnelde terwijl hij voorzichtig de steen begon los te wrikken, de steen die hij dacht de sleutel tot het geheim te zijn. Na uren van zorgvuldig werken, onthulde een verborgen doorgang zich, smal en donker. De lucht die eruit schoot was muf en rook naar eeuwenoud stof. Met het vuur van nieuwsgierigheid dat in zijn ogen brandde, waagde Van der Meulen zich diep in de schacht, zijn zaklamp als enige lichtbron.

Wat hij ontdekte, was een grootse ondergrondse kamer, gevuld met artefacten van een beschaving die veel ouder leek dan de ruïnes hierboven deden vermoeden. Een groot mozaïek op de vloer trok zijn aandacht. Terwijl hij het stof eraf veegde, onthulde het een afbeelding van een mysterieuze figuur, misschien wel een priester of een koning, die een gouden artefact omhoog hield. Onder de figuur stonden de woorden, in een taal ooit vergeten, die Van der Meulen’s bloed koud deden verstijven: “Degenen die zien wat verborgen is, zullen vallen door de hand van hen die beschermen wat verloren is.”

Zijn opwinding werd echter snel onderbroken. Terwijl hij het mozaïek verder bestudeerde, hoorde hij voetstappen echoën in de donkere tunnel achter hem. Hij draaide zich om, maar kon niets zien in het donker. Angst kroop langs zijn ruggengraat terwijl een stem door de duisternis sneed, koud en doordringend. “Sommige geheimen zijn niet bedoeld om ontdekt te worden, Dr. Van der Meulen.”

Voordat hij kon reageren, voelde hij een schok door zijn lichaam gaan. Het was nauwelijks een seconde voordat alles zwart werd. Toen hij weer bijkwam, al bleef hij half bewusteloos liggen, zag hij een schim de kamer verlaten, met het gouden artefact dat hij net had ontdekt in hun grip. Hij probeerde op te staan, maar zijn lichaam gehoorzaamde niet. De duisternis omarmde hem opnieuw.

Dagen later werd Van der Meulen’s afwezigheid opgemerkt en ging het opgravingsteam op zoek naar hun leider. Ze vonden hem zwak maar levend in de ondergrondse kamer. Het artefact was echter verdwenen, evenals alle sporen van wie het had meegenomen. Van der Meulen wist dat hij een eeuwenoud geheim had aangeraakt dat iemand nog steeds met alle mogelijke middelen verborgen wilde houden.

Het mysterie van Ascalon bleef onopgelost, en het gerucht ging dat er in de schaduw van de ruïne een wachter rondwaarde, klaar om iedereen die te dicht bij de waarheid kwam, het zwijgen op te leggen.

Deel op social media