In een stad waar de nevel altijd laag hing en de straten glinsterden in het schijnsel van straatlantaarns, woonde detective Willem van der Meer. Zijn scherpe geest en ruimhartige intuïtie waren berucht in de cirkels van de rechtshandhaving. Maar geen enkele zaak zou hem zo op de proef stellen als de moord op de geliefde nachtelijke stem van de stad – DJ Johnny Moon.
Johnny Moon, een radiostem die men als een balsem voor de ziel beschouwde, had een legioen van trouwe luisteraars die zich door zijn programma geborgen voelden in de eenzaamheid van de nacht. Zijn overlijden sloeg in als een donderslag bij heldere hemel en liet een hele stad met vragen achter. Hoe kon iemand die zo’n bron van vreugde was, het slachtoffer worden van een gruwelijke misdaad? De enige getuigen waren de luisteraars die op dat moment afgestemd waren op zijn programma.
De nacht van de moord begon helder, met een zachte maan die over de stad waakte terwijl Johnny zijn gebruikelijke openingsnummer speelde. Willem besloot zijn onderzoek te beginnen bij de radiostudio, een plaats waar de geur van oud vinyl en de stille echo’s van muziek bijna tastbaar waren. Zijn ogen scanden de technische apparatuur en zijn oren registreerden de zachte zoem van de radiozender die onvermoeibaar doorging, onverstoord door het tragische lot van zijn meester.
Het onderzoek verliep traag, elk stukje informatie moest worden gepuzzeld om de waarheid bloot te leggen. Willem wist dat de antwoorden in de ether verborgen lagen, opgenomen in de ethergolven en gesprekken van de nachtelijke uitzending. Hij vond troost in de gedachte dat in deze moderne versie van de “Palantír” als machtige artefact voor communicatie, de bewijzen nog bewaard waren, zij het ontoegankelijk voor het blote oog.
Om meer inzicht te krijgen, besloot hij de noodoproepen en berichten van luisteraars die die nacht hadden gebeld, te beluisteren. Hun angstige en verwarde stemmen schilderden een schilderij van paranoia en vrees. Eén verhaal stak boven de rest uit – een luisteraar meldde een fluistering onder de muziek, als een schaduw die door de radiogolven sloop. Dit mysterieus gefluister herhaalde steeds dezelfde woorden: “I’m watching you.”
Met deze nieuwe aanwijzing ging Willem verder met zijn onderzoek. Hij luisterde aandachtig naar alle opgenomen telefoontjes en vond een patroon in de tijdstippen waarop het gefluister te horen was. Hij ontdekte dat het gefluister elke keer precies op hele en halve uren plaatsvond, als een klok die onverbiddelijk afgeteld werd naar een donker voorbestemd uur.
Willems onderzoek leidde hem naar een voormalig technicus van het radiostation, nu een verbitterde man met een vendetta tegen Johnny Moon. De technicus, Lars genaamd, had Johnny maanden geleden beschuldigd van plagiaat, maar zijn klachten waren door de administratie weggewuifd. In zijn bitterheid had hij besloten wraak te nemen op Johnny – zijn plan werd zorgvuldig gesmeed en geïmplementeerd via een verborgen zendmodule die het huiveringwekkende gefluister uitzond.
Willem confronteerde Lars in zijn donkere, stoffige appartement, waar muren bedekt waren met krantenknipsels en foto’s van Johnny Moon gerangschikt in patronen die slechts Lars’ verstoorde geest kon begrijpen. Toen hij werd geconfronteerd met de bewijzen, brak Lars langzaam in tranen en biechtte op. Hij had nooit bedoeld Johnny te doden, slechts angst aan te jagen, maar de situatie was uit de hand gelopen toen Johnny een hartaanval kreeg vanwege de stress en angst veroorzaakt door het gefluister.
De waarheid, hoewel tragisch, bracht toch een zekere mate van closure voor de stad. De nachten zouden nooit meer hetzelfde zijn zonder de troostende stem van Johnny Moon, maar Willem van der Meer had weten te bereiken wat aanvankelijk onbereikbaar leek – hij had de stemmen van de nacht ontcijferd en de waarheid uit de schaduwen getrokken, zo terugkerend naar de rust van de nevelige stad die zich opnieuw in stilte hulde.