Het kleine dorpje Elst lag verborgen tussen bossen en velden, waar de gure wind verhalen bracht van lange winters en warme zomers. De inwoners kenden elkaar bij naam; het was een plek waar geheimen zeldzaam waren. Maar de vermissingen van de laatste weken brachten een golf van paniek met zich mee. Telkens verdween een kind, en telkens bleef er een sprookjesboek achter, zorgvuldig op hun bed gelegd.
Inspecteur Maarten de Vries stond roerloos midden in de kamer van de achtjarige Emma. Ze was het derde kind dat in rook was opgegaan. Zijn blik gleed over het verfrommelde dekbed, de kleurrijke tekeningen aan de muur, en rustte toen op het oude sprookjesboek dat op het nachtkastje lag. De kaft toonde een afbeelding van een hoog kasteel, omringd door donkere wolken.
Maarten was een man van weinige woorden maar scherpe observaties. Hij had geleerd dat de waarheid vaak verstopt zat in de kleinste details. Hij opende het boek en liet zijn vingers voorzichtig over het vergeelde papier glijden. Het rook naar schimmel en vergeten verhalen. Waarom zou de ontvoerder telkens een sprookjesboek achterlaten?
Hij dacht terug aan de andere twee gevallen. Bij Sophie lag “De Gelaarsde Kat” op haar bed, bij Thomas was het “Assepoester”. Elk kind had zijn eigen favoriete verhaal, waarom werden deze specifieke sprookjes gekozen? Het leek bijna alsof de sprookjes deel waren van het mysterie, een speurtocht die slechts Maarten kon volgen.
In het dorp kende iedereen de verhalen. Boeken werden generatie op generatie doorgegeven, soms met notities in de marge in kinderlijk handschrift, als de laatste echo van een verloren tijd. Misschien was de sleutel niet in de boeken zelf, maar in hun geschiedenis. Maarten besloot om te praten met Mevrouw Van der Velde, de oudste inwoner van Elst en een wandelende encyclopedie van verhalen en legendes.
“Ach, inspecteur,” zuchtte Mevrouw Van der Velde terwijl ze in haar boekenkast rommelde, “elk boek hier draagt een stuk van onze ziel. Elk verhaal heeft zijn eigen magie.” Ze reikte hem een verweerd boek aan. “Dit is het eerste sprookjesboek dat in ons dorp werd geschreven, door mijn overgrootvader. Hij beschreef dat elk verhaal een kind zou beschermen, hen zou leiden in hun dromen. Maar… er waren ook verhalen over schaduwwezens die kinderen meenamen.”
Maarten voelde een koude rilling over zijn rug lopen. De sprookjes die bescherming en gevaar vertegenwoordigen, misschien was dit de bron van alles. Hij bedankte Mevrouw Van der Velde en haastte zich naar het politiebureau, zijn gedachten in duizend richtingen schietend.
Tegen de avond had Maarten al zijn notities verzameld. Hij legde de sprookjesboeken naast elkaar, één voor één, en observeerde de illustraties, de teksten. Ineens viel hem iets op: elk boek had op de laatste bladzijde een tekening van een poort, een donkere doorgang versierd met symbolen.
De volgende nacht lag hij wakker, zijn ogen starend naar het plafond. Het enige geluid was het zachte tikken van de klok op zijn nachtkastje. Zijn gedachten bleven teruggaan naar die poort. Wat als de kinderen niet ontvoerd waren, maar door de poort gegaan waren om de mysteries van hun favoriete verhalen te beleven?
De volgende ochtend ontmoette Maarten de ouders van Emma. Hij probeerde zo kalm mogelijk te blijven terwijl hij hen uitlegde wat hij dacht, hoe moeilijk dat ook was. Ondanks hun wanhoop zagen ze iets in zijn vastberaden ogen dat hen overtuigde. Samen gingen ze langs de andere ouders, op zoek naar een gezamenlijk plan.
In de donkere, ijzige avond gingen ze naar het bos. Op de plek waar de grote eik stond, hadden de kinderen altijd gespeeld. Het voelde juist. Maarten legde de drie sprookjesboeken op de grond, precies zoals hij ze in de kinderkamers had gevonden. Met een kaars verlichtte hij de symbolen op de laatste bladzijdes.
Even leek het alsof de nacht ademloos wachtte, maar toen begon de grond licht te gloeien. Een zachte nevel omhulde de boeken en de poort verscheen, net zoals in de tekeningen. Maarten slikte, zijn hartslag versnelde, maar hij wist dat hier de zoektocht eindigde.
Op dat moment stapte een schim uit de poort, gevolgd door Emma, Sophie en Thomas. De kinderen hielden elkaars handen vast, hun gezichten opgelicht door een mengeling van angst en verwondering. De schim viel uiteen als een wolk, zijn intenties tot het laatste moment onduidelijk.
Maarten ademde diep in terwijl de ouders hun kinderen omhelsden, tranen en vreugde vermengden zich. Hij wist dat de sprookjesboeken hun geheimen bewaard hadden, maar de kinderen hadden hun eigen sprookje overleefd, een verhaal dat nog generaties verteld zou worden in het kleine dorpje Elst.