Het was een regenachtige zondagmiddag toen Anna en Stefan besloten dat het tijd was voor een nieuw gezinslid. Na maanden van wikken en wegen, waren ze eindelijk overeengekomen om een huisdier te adopteren. Anna had altijd al een zwak gehad voor katten, terwijl Stefan meer een hondenpersoon was. Maar, zoals met veel dingen in hun huwelijk, was er een compromis bereikt en stond nu een bezoek aan een dierenasiel op de planning.
Ze waren nog geen vijf minuten binnen of Anna viel als een blok voor een zwart-witte kat met grote, nieuwsgierige ogen. Het dier leek hen liefelijk aan te kijken, alsof het precies wist wat ze nodig hadden. “Kijk naar hem,” fluisterde Anna, “hij is perfect.” Stefan knikte instemmend.
De dame van het asiel, een oudere dame met een naamplaatje waarop ‘Marieke’ stond, vertelde hen dat de kat een roemruchte reputatie had onder de vrijwilligers. “Hij heet Hemel,” zei ze, met een glimlach die net iets te wijs was. “Hij is misschien niet helemaal zoals hij lijkt…” Maar Anna en Stefan lachten het weg. Hoe anders kon deze schattige kat nu echt zijn?
Eenmaal thuisgekomen, installeerden ze Hemel met alle comfort die een kat zich kon wensen. Een zachte mand, speelgoed, en zelfs een speciale kattenboom om in te klimmen. Alles leek perfect. Totdat de avond viel.
Ze begonnen met een gezellige filmavond, maar al snel merkten ze dat Hemel verdwenen was. “Waar is hij nu weer?” vroeg Stefan, terwijl hij onder de bank keek. Geen spoor van Hemel. Anna ging naar de keuken, waarna ze een luide knal hoorde. Hemel had de afvalemmer omver gegooid en zat midden in de chaos, triomfantelijk op een berg schillen en restjes.
“Nou, misschien was hij gewoon nieuwsgierig,” probeerde Anna vergoelijkend, terwijl ze de rommel opruimde.
De volgende ochtend werden ze gewekt door een gekwetter en geritsel. Hemel had de kooi van Anna’s parkiet opengeschoven en de arme vogel rende in paniek rond. Stefan lachte nerveus. “Dus, dat is waarom hij Hemel genoemd wordt,” grapte hij.
De dagen erna volgden bergen kattenbrokken op onmogelijke plaatsen, gordijnen met schrammen en een enkele gebroken vaas. Hemel had een duivels plezier in het omverwerpen van dingen, het proberend ontsnappen door de voordeur, en het zich verstoppen op de vreemdste plaatsen. Hij gedroeg zich meer als een acrobaat dan als een huisdier.
Anna en Stefan hielden echter niet op om hem een kans te geven. Ze probeerden hem op te voeden, besteedden tijd en aandacht, maar Hemel bleek een onhandelbare avonturier. Toch was er ergens een charme in zijn onvoorspelbaarheid. Elke dag bracht iets nieuws, iets anders. Hemel had misschien een naam die deed denken aan kalmte en gelukzaligheid, maar hij bracht vooral chaos en verrassingen.
Op een avond, terwijl ze Hemel voor de zoveelste keer van de kast plukten, lachtten Anna en Stefan om de absurditeit van hun situatie. “Misschien was dit niet helemaal wat we verwacht hadden,” zei Anna.
“Nee,” antwoordde Stefan. “Maar ik zou hem voor geen goud willen missen.”
En zo nestelden ze zich op de bank, met Hemel tussen hen in, spinnend als een motor. Ondanks zijn streken was hij hun vreemde, ondeugende, maar oh-zo geliefde metgezel geworden. Misschien had Marieke toch gelijk gehad; Hemel was inderdaad niet wat hij leek. Hij was veel meer.