Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Ontmoeting

De Ontmoeting

Oude Gerard had het gevoel alsof de dagen aan hem voorbij slopen, onopgemerkt en ongevraagd. De routine van zijn leven – het ochtendthee, het krant lezen, het middagwandelingetje door het park – was een soort verdoezeling van de eenzaamheid die aan hem knaagde. Het was op een van deze namiddagen, in het hart van de herfst, dat hij de vreemdeling ontmoette.

Gerard zat zoals gewoonlijk op zijn gebruikelijke bankje bij de vijver in het park. De bomen hadden zich versierd met tinten geel, oranje en rood en wierpen de laatste schijn van zonlicht terug op het water. Hij genoot van de frisse lucht, een welkome afwisseling van de muffe geur van zijn huis.

Plotseling verscheen een man, gehuld in een lange donkere jas en met een hoed diep over zijn gezicht getrokken. Hij leek uit het niets te ontstaan, een donkere vlek in het vrolijke herfstlandschap. De man nam plaats op de andere kant van het bankje, zijn ogen verborgen achter een paar ronde brillenglazen die vaag reflecteerden in het licht.

“Eenzaamheid is als een schaduw,” zei de vreemdeling ongevraagd. Zijn stem was zacht, bijna fluisterend, maar het trok Gerard uit zijn gedachten als een onverwachte ruk aan een touw.

Gerard keek op, verrast door de aanwezigheid en de woorden van de vreemdeling. Hij had niet veel meer gezegd dan beleefdheidsformules tegen iemand in jaren. “Hoe bedoelt u?” vroeg hij, zijn stem breekbaar en aarzelend.

“Ze volgt je altijd, zelfs als je denkt dat ze weg is,” legde de vreemdeling uit, zonder Gerard aan te kijken. Zijn blik was gericht op de spiegeling van de bomen in het water, waar de gouden bladeren zachtjes vielen.

Gerard zweeg even, nadenkend over de woorden van de man. Misschien was dit zijn kans om te spreken, om iets van de last van zijn eenzaamheid te delen met een ander. Hij nam een diepe adem en vertelde ongewild over zijn vrouw Anna, die acht jaar geleden was overleden, en zijn kinderen die inmiddels hun eigen leven hadden opgebouwd in verre steden. Het was alsof een dam in zijn binnenste was doorgebroken, en de woorden stroomden ongehinderd naar buiten.

De vreemdeling luisterde aandachtig, zonder onderbreking. Toen Gerard eindelijk zweeg, keek de man hem aan met een blik die zowel begrip als een diepgewortelde herkenning uitstraalde.

“Onze herinneringen zijn als scherven van een gebroken spiegel,” zei de vreemdeling zachtjes. “Ze laten ons alleen zien wat we willen zien en verbergen de rest. Dit maakt ze soms zowel een bron van troost als van pijn.”

Gerard knikte, zijn ogen brandden van ingehouden tranen. “Wie bent u?” vroeg hij uiteindelijk, een vraag die hij al die tijd had willen stellen.

De vreemdeling glimlachte flauwtjes. “Ik ben iemand die ooit net zoals u op dit bankje zat, wachtend op het leven om weer licht te brengen in de schaduwen. Laten we zeggen dat ik nu de schaduw ben die anderen helpt herinneren dat ze niet alleen zijn.”

Voordat Gerard meer kon vragen, stond de vreemdeling op en verdween in het schijnsel van de late namiddag, net zo mysterieus als hij gekomen was. Gerard bleef achter met een gevoel van rust dat hij in tijden niet had gevoeld, alsof de ontmoeting met de vreemdeling een pleister was geweest voor de littekens van zijn eenzaamheid.

Die avond, bij thuiskomst, pakte Gerard een oud fotoalbum van de plank. Hij bladerde door de foto’s van zijn leven, van Anna, van hun kinderen en hun gelukkige tijden samen. De schaduwen van zijn herinneringen voelden minder dreigend, en hij wist dat, ergens daarbuiten, een vreemdeling ooit hetzelfde had gevoeld.

Deel op social media