Op een grijze donderdagmorgen, onder een hemel die dreigde met regen, wandelde Anna door de Kromme Steeg. Hier, verscholen tussen de grauwe gevels en scheefgezakte huisjes van het oude stadscentrum, bevond zich een markt die in geen enkele toeristengids stond. De Markt van Dromen, zo werd hij genoemd door de weinigen die ervan wisten. Anna had erover gehoord van haar grootmoeder, die haar vaak vertelde hoe ze er jaren geleden, als jong meisje, een droom voor de toekomst had gekocht waar ze haar hele leven op had voortgeborduurd.
Anna was nieuwsgierig en op zoek naar een nieuwe richting in haar leven. Haar dagen voelden leeg, de routine had een verstikkende greep op haar, en haar slaap was al maanden verstoken van dromen. De verhalen van haar grootmoeder over de markt hadden altijd als sprookjes geklonken, maar soms, tijdens slapeloze nachten, voelde ze een diepe, onverklaarbare overtuiging dat er toch iets wezenlijks aan die verhalen zat.
De ingang tot de markt was eenvoudig te missen—een smalle doorgang tussen twee oude bakstenen muren, gemarkeerd door niets meer dan een verweerd houten bordje met het woord “Dromen” in sierlijke handschrift. Anna ademde diep in en stapte de doorgang in. De straat verruimde zich en voor haar ontvouwde zich een levendige wereld vol kramen en stands, elk met een eigen specialiteit in dromen.
Aan één kant van de markt bood een oude vrouw dromen van verre reizen aan. Haar kraam was versierd met miniatuurlandschappen—woestijnen, tropische eilanden, bergen bedekt met eeuwige sneeuw. Aan de andere kant van het plein stond een jonge man met een kraam vol nachtmerries. Zijn ogen glinsterden van plezier terwijl hij griezelige visioenen beschreef aan nieuwsgierige kopers.
Anna dwaalde verder, haar aandacht getrokken door een kleine, bescheiden kraam in een hoek. Achter de kraam stond een oudere heer met een vriendelijk, verweerd gezicht. Zijn kraam leek eenvoudiger dan de andere; er waren geen extravagante decoraties, slechts een paar antieke boeken en oude, van leer gemaakte dagboeken.
“Welkom,” zei de man met een zachte glimlach. “Ik verkoop dromen van het alledaagse—dromen die je helpen de schoonheid in het gewone te zien.”
Anna’s nieuwsgierigheid was gewekt. Ze bladerde door een oud, met goudranden versierd boek. De pagina’s waren volgeschreven met fijne, bijna sierlijke handschriften die verhalen vertelden van simpel geluk: een middag in een zonovergoten veld, de vreugde van het bakken van een perfecte taart, de tedere momenten van een eerste liefde.
“Mijn grootmoeder vertelde over deze markt,” zei Anna zachtjes, bijna tegen zichzelf sprekend. “Zij vond hier haar droom.”
De man knikte begrijpend. “We verkopen hier geen illusies,” zei hij sereen. “De dromen die je hier vindt, zijn vaak een spiegel van wat je al in jezelf hebt.”
Anna voelde een warme gloed van herkenning. Ze zette het boek neer en plukte een klein dagboekje op dat haar naam leek te roepen. Het gevoel was intiem en vertrouwelijk, alsof het al jaren op haar had gewacht.
“Dit is hem,” fluisterde ze. De oudere heer knikte instemmend en stond op. “Vandaag is een mooie dag voor nieuwe dromen,” zei hij terwijl hij het dagboek aan haar overhandigde.
Met het dagboek stevig tegen haar borst gedrukt, verliet Anna de markt. Terwijl ze de smalle doorgang weer inliep en de straat van de stad opnieuw betrad, voelde ze een lichtheid in haar stap die ze lang niet had gevoeld. Voor het eerst in maanden verscheen er een glimlach op haar gezicht.
Die avond, terwijl de regen tikkend tegen haar raam viel, schreef ze haar gedachten in het nieuwe dagboek. En die nacht, sliep ze voor het eerst sinds lange tijd diep en droomde ze van zonovergoten velden, geurige taarten en tedere, eerste liefdes.