Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Camera van de Tijd

De Camera van de Tijd

Onder een hemel die zich langzaam vulde met de warme tinten van de naderende schemering, liep Jonas door de verlaten straten van een stad die ooit vol leven was. Hij voelde de koele herfstlucht op zijn wangen en hoorde het zachte geritsel van bladeren onder zijn voeten. Zijn camera hing zwaar om zijn nek, een trouwe metgezel waarvan de magie alleen hij leek te begrijpen.

Jonas was geen gewone fotograaf. Voor de meeste mensen waren foto’s momenten gevangen in het verleden, maar voor Jonas waren ze glimpsen van een toekomst die alleen hij kon zien. Toen hij een schijnbaar willekeurige opname maakte, zag hij niet wat er op dat moment gebeurde, maar wat er later zou gebeuren. Het was een zegen en een vloek. Te weten wat zou komen gaf hem een gevoel van controle, maar het herinnert hem er ook aan hoe machteloos hij in werkelijkheid was.

Het begon allemaal jaren geleden toen Jonas, een jonge en enthousiaste fotograaf, een oude, tweedehands camera kocht in een klein antiekwinkeltje. De eigenaar, een norse oude man, keek hem doordringend aan en leek even te overwegen of hij de camera wel aan Jonas moest verkopen. Toch, na een kort, zij het ongemakkelijk gesprek, wisselde de camera van eigenaar.

De eerste keer dat Jonas de vreemdheid van zijn nieuwe aankoop merkte, was toen hij een foto nam van het lege plein bij het stadhuis. Bij het ontwikkelen van de foto zag hij iets vreemds: op de foto stond het plein vol met mensen, allemaal gericht naar een podium waarop een politicus een vurige toespraak hield. Enkele dagen later gebeurde precies dat wat de foto had laten zien. Jonas was geschokt, maar kon niet ontkennen wat er gebeurde. Het was alsof hij een venster naar de toekomst had geopend.

Jonas werd geobsedeerd. Hij begon overal foto’s van te maken, smachtend naar de beelden van wat zou komen. Hij legde gebeurtenissen vast die nog niet hadden plaatsgevonden, ongelukken die hij niet kon voorkomen, evenals momenten van vreugde die nog moesten stralen. Zijn foto’s werden zijn geheim, een vluchtig souvenir van een toekomst die nog moest komen.

Op een koele avond in november, toen de lucht vol sterren stond en de maan helder scheen, besloot hij een laatste tocht te maken. Bij een verlaten pakhuis merkte hij een stilte op die te zwaar voelde, als een voorbode van iets belangrijks. Hij pakte zijn camera en richtte deze op de deur van het gebouw. Een paar klikjes later voelde hij het vertrouwde gewicht van de magische belofte van zijn foto’s in zijn hand.

Hij ontwikkelde de foto’s in zijn donkere kamer, de lucht gevuld met de chemische geur van ontwikkelvloeistof. Wat hij zag, liet zijn adem stokken. Op één van de foto’s stond hijzelf, liggend op de grond, zijn camera kapot naast hem en een onbekende figuur gehuld in een lange jas die over hem heen boog. De klok op de achtergrond wees 23:47 aan. Het was 23:30.

Een mengeling van angst en vastberadenheid overmanden hem. Hij kon niet weggaan zonder te weten wat er zou gebeuren. Met een snellende hartslag haastte hij zich terug naar het pakhuis, zijn ogen waakzaam en zijn ademhaling onregelmatig.

Daar stond hij in de donkere schaduw van het pakhuis, precies zoals hij het had vastgelegd. Zijn hart klopte in zijn keel toen hij de deur langzaam opendeed. Het geluid van vallende gruzelementen en het slechte gevoel van dreigend gevaar vulden de ruimte. Met elke stap leek de tijd zich te vertragen, terwijl zijn ademhaling de enige geluiden waren die hij hoorde.

Plots kwam er een figuur uit de schaduwen tevoorschijn, precies zoals de foto had laten zien. Jonas voelde een scherpe pijn door zijn lichaam trekken en viel op de grond. Zijn wereld vervaagde, en de geluiden om hem heen werden dof. Het laatste wat hij zag, was de gedaante die over hem heen boog, de klok die 23:47 sloeg, en zijn geliefde camera die in stukken op de grond lag.

In die laatste ogenblikken realiseerde Jonas zich de tragische ironie van zijn vermogen. Hij had de toekomst gezien, maar hij had nooit kunnen begrijpen dat sommige dingen onvermijdelijk waren, zelfs als je ze van tevoren zag. Zijn laatste gedachte was een mengeling van spijt en verwondering, voordat hij zich overgaf aan de tijd, die niets en niemand spaarde.

Deel op social media