Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Wens van de Koning

De Wens van de Koning

Er was eens in een oud koninkrijk een koning, genaamd Leopold II, die alles had wat zijn hartje maar begeerde. Hij regeerde over een bloeiende natie vol met welvaart en vrede. Zijn paleis was gevuld met goud, edelstenen en kunstwerken uit alle hoeken van de wereld. Toch voelde koning Leopold een leegte in zijn hart, iets wat al zijn rijkdom niet kon vullen.

Op een koude, mistige avond, toen de koning over zijn koninkrijk tuurde vanuit zijn torenkamer, verscheen er een wankelende oude man aan de poorten van het paleis. Hij was in lompen gehuld en oogde zwak en vermoeid, maar zijn ogen straalden met een mystieke wijsheid. De oude man werd voorgeleid aan de koning, en hij stelde zichzelf voor als een machtige tovenaar die een enkele wens kon vervullen in ruil voor een groot offer.

Koning Leopold, nieuwsgierig en hoopvol, vroeg de tovenaar wat hij in ruil moest geven. De oude man glimlachte en antwoordde: “U moet al uw rijkdom opgeven. Elk gouden muntstuk, elke fonkelende edelsteen, elk materieel bezit dat u heeft.”

De koning aarzelde, maar de gedachte aan het vervullen van zijn diepste verlangen weerklonk onweerstaanbaar in zijn geest. Hij besloot zijn rijkdom in te ruilen voor één enkele wens: “Ik wens dat ik de macht heb om mijn volk altijd gelukkig te maken.”

Met een eenvoudig gebaar verdween al het goud en de pracht uit het paleis, en de tovenaar verdween met een tevreden glimlach, zijn werk voltooid.

De volgende dagen en weken veranderde het koninkrijk. Waar vroeger de schatkisten overvol waren, vond men nu ruimten vol eenvoud en rust. Maar tot de verrassing van de koning, gebeurde er iets merkwaardigs. Hij merkte al snel dat, hoewel hij de macht had om de gemoedstoestand van zijn onderdanen te beïnvloeden, dit geen werkelijke vreugde of tevredenheid bracht.

Koning Leopold voelde zich dagelijks verscheurd. Elke keer wanneer hij probeerde geluk te geven, leek dit slechts tijdelijk te zijn. Zijn volk lachte en danste, maar er was een leegte in hun ogen; een schijn van tevredenheid die niet werkelijk in hun harten geworteld was. Zoals in een toneelstuk waar de acteurs glimlachten, maar hun ziel niet huppelde.

Het werd langzaam duidelijk voor de koning dat zijn wens een valkuil was. Echte vreugde, ontdekte hij, kon niet opgelegd worden; het moest vanuit het diepst van de menselijke ervaring en beleving komen. Wat Leopold had verlangd als een zegen, bleek een belemmering te zijn. Hij had zijn volk beroofd van het vermogen om door eigen middelen en inspanningen geluk te vinden. De bekoring van gelukkige gezichten zonder werkelijke vreugde drukte zwaar op zijn hart.

Leopold’s koninkrijk werd beroemd als een plaats waar ogenschijnlijk niemand leed, maar niets was minder waar. Zijn onderdanen leefden in een kooi van illusie, zonder echo van hun eigen stem van vreugde of verdriet.

De koning, nu gescheiden van zijn rijkdom en met een wens die meer een vloek bleek te zijn, besloot op een ochtend zijn troon te verlaten. Hij verliet zijn paleis, zwierf door de groene valleien en de dorre vlaktes van zijn koninkrijk, op zoek naar een antwoord en een manier om de situatie recht te zetten. Met slechts zijn eenvoudige klederen, herinnerde hij zichzelf aan de grootse kracht van kleine waarheden.

Na jarenlang dwalen, ontmoette hij opnieuw de oude tovenaar, die Leopold recht in de ogen keek en fluisterde: “Nu begrijp je de werkelijke aard van geluk. Het is geen edelsteen die glanst van buitenaf, maar een vuur dat van binnenuit brandt.”

Leopold keerde terug naar zijn paleis, arm maar wijs, vastbesloten om zijn koninkrijk opnieuw op te bouwen. Het duurde vele jaren, maar stap voor stap bracht hij ware vreugde terug in de harten van zijn mensen, niet door magie, maar door een luisterend oor, geduld en ware liefde.

En zo leefde koning Leopold verder, niet als een rijk man, maar als een wijze heerser, wiens grootste rijkdom de glimlach en het welbevinden van zijn volk was.

Deel op social media