Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Poort naar Het Onbekende

De Poort naar Het Onbekende

Onder de oude bakstenen school met krakende vloeren en gefluisterde legenden, bevond zich een kelder die, voor de meesten, verboden terrein was. De lucht daar was voortdurend doordrongen van een bedompte mufheid, bijna tastbaar in haar dichtheid. Toch besloten vier kinderen – Anna, Bram, Lotte en Pieter – om die verboden kelder te betreden. Het avontuur lonkte hen als de uitdagende sirenes van Odysseus.

Op een donkere vrijdagavond, toen de schaduwen langer waren dan de tijd zelf leek toe te geven, slopen ze naar de achterste trap die naar de kelder leidde. Hun lantaarns, flakkerend zoals de dunne kaarsvlam – broos maar standvastig – lieten vage schaduwen dansen op de vochtige muren.

Terwijl hun voetstappen echo’s veroorzaakten in de mysterieuze diepte, merkten ze op hoe de temperatuur leek te dalen met elke stap verder de duisternis in. Uiteindelijk vonden ze zichzelf voor een oude houten deur, half verrot en getooid met ijzerwerken die verroest waren door de jaren. Bram, met zijn nieuwsgierige vingers, opende de deur, en een ijzige tocht begroette hen.

Binnenin de kamer stond een grote, vervallen spiegel die leek op iets uit een droom van een getormenteerde ziel. Het glas was dof, alsof het door de eeuwen zijn glans had verloren, maar in het schemerige licht zagen ze een onmiskenbare gloed vanuit de diepte van de spiegel.

Anna, altijd de moedige, stapte dichterbij. Bij het aanraken van het oppervlak voelde ze een vreemde hitte – een onmiskenbare energie die haar vestigde in een sfeer van surrealiteit. “Kijk,” fluisterde ze met een stem vol verwondering en angst. De spiegel begon te trillen, en de wereld om hen heen scheen te vervagen, alsof de werkelijkheid zelf door de vingers glipte.

Plots, in een strelende maar ijzingwekkende beweging, werden ze de spiegel binnengezogen. Het was alsof hun bestaan zelf werd getransformeerd, geruisloos en zonder enige weerstand. Wat hen begroette aan de andere kant was een wereld die als een occulte manifestatie van hun diepste dromen en nachtmerries leek.

De lucht was vervuld met betoverende geuren, maar ook met een zweem van verval. Tovenaars, reusachtige vogels met glinsterende vleugels en wezens met ogen vol eeuwenoude wijsheid zwierven door de gelijkende ether. De flora leek te bloeien in symfonieën van kleuren die de zintuigen overweldigden, maar ook een onmiskenbare dreiging voelden.

“Bram, wat is dit?” stamelde Lotte, haar ogen wijd open met een mengeling van angst en fascinatie.

“Ik… ik weet het niet,” antwoordde Bram met tranen in zijn ogen, “maar ik geloof dat wij… naar een andere wereld zijn getransporteerd.”

Ze konden nauwelijks verteren wat er om hen heen gebeurde, toen een figuur in een donkere cape, wiens focus even beide tijd en ruimte leek door te dringen, naar hen toe stapte. Zijn ogen, zwart als de ruimtes tussen de sterren, drongen haastig hun ziel binnen. Met een stem die zowel diep als melodieus was, sprak hij: “Welkom, kinderen. Jullie hebben de poort gevonden. Maar weet dat ieder avontuur een prijs heeft.”

De woorden leken te echoën in hun gedachten, een onafwendbare schaduw over hun toekomst werpend.

Victoriaanse klokken sloegen onheilspellend twaalf keer, de kille klanken die in de verte leken verstrikt te raken.

Het avontuur was net begonnen, hun bestaansparcours voorgeschreven door krachten buiten hun verstand. Terwijl ze zich overgaven aan wat hen te wachten stond, realiseerden ze zich dat hun onschuldige nieuwsgierigheid hen had geleid naar een pad dat bezaaid was met de beproevingen van het onbekende.

En zo traden Anna, Bram, Lotte en Pieter dieper de magische wereld in, een plek waar de grenzen van tijd en perceptie werden vervaagd, en waar de heldendaden van hun toekomst waren geweven in de oneindige stof van de realiteit.

Deel op social media