Ga naar de inhoud
Home » Korte Verhalen » De Beklimming van de Drakenberg

De Beklimming van de Drakenberg

Op een onheilspellende ochtend, toen de mist zich over de heuvels uitstrekte als een traag verloren spook, vertrok Eryk op zijn tocht om de legendarische Drakenberg te beklimmen. Zijn schouders, beladen met jeugdig gewicht en vastberadenheid, droegen een zwarte mantel die in de wind wapperde als een opstandige vlag.

Er werd verteld dat bovenop de Drakenberg, tussen de eeuwige sneeuw en rotsige pieken, een magisch kristal sluimerde. Het kristal kon wonderen verrichten, leed genezen en zelfs verloren zielen terugroepen naar het leven. Er waren maar weinig stervelingen geweest die de top hadden bereikt en nog minder hadden hun verstand behouden.

De klim was steil en genadeloos. Bij elke stap voelde Eryk de kou in zijn botten kruipen, hem herinnerend aan de verhalen over de zielen die verloren waren gegaan in de eeuwige winter van de Drakenberg. Onder hem glommen de donkere afgronden als gapende monden die hongerig naar avontuur en roekeloosheid hapten. De vogels waren stil, de hemel grauw en dreigend; het leek alsof zelfs de natuur zich tegen hem had gekeerd.

De groteske karakters die hij onderweg tegenkwam, leken uit een morbide sprookje te zijn ontsnapt. Een lafhartige kluizenaar, met een gezicht geplooid en verwrongen als oud perkament, waarschuwde hem voor de draak die de berg waakte. “Ze laat niemand levend gaan,” fluisterde hij met een stem die als roestige nagels tegen krijtbord klonk. Eryk luisterde, maar zijn hart werd niet bezwaard door angst—zijn doel was helder zoals een winterse hemel.

Na dagen van onophoudelijke strijd tegen de elementen bereikte Eryk eindelijk de top. Daar, te midden van een uitgestrekte bevroren vlakte, zag hij het kristal. Het straalde met een zuiver licht, dat de duisternis om hem heen deed verbleken. Terwijl hij ernaartoe liep, voelde hij een beklemmende aanwezigheid, alsof duizenden ogen hem observeerden vanuit het niets.

Plots verscheen de draak. Haar schubben schitterden als zwart glas, haar ogen brandden met een koortsachtige helderheid, en haar klauwen kraste in de rotsachtige grond als vurige griffins. “Denk je dat je waardig bent?” siste ze, haar adem ijsend als de kilste winterwind.

Eryk stond oog in oog met het beest en wist dat dit het moment van de waarheid was. Met een diepe ademhaling greep hij naar het kristal en voelde een intense hitte door zijn aderen stromen. Het leek alsof alle pijn, angst en hoop van zijn leven zich in dat ene moment bundelden en explodeerden in een lichtflits.

Toen de lichtflits wegebde, was de draak verdwenen, opgelost in het niets. Eryk zat op de bevroren grond, het kristal voorzichtig in zijn handen geklemd. Hij wist dat zijn avontuur niet zomaar een reis was geweest, maar een pad naar zelfontdekking. Elke stap had hem dichter bij de kern van zijn ziel gebracht, en de draak—een spiegelbeeld van zijn eigen innerlijke demonen—was overwonnen.

Langzaam, haast met tegenzin, begon Eryk zijn afdaling. De wereld beneden wachtte op wonderen, op het magische kristal, maar de echte schat was de wijsheid die hij had opgedaan. In zijn hart brandde nu een vastbesloten vuur, een herinnering aan de ontmoeting met de draak en de kracht die hij in zichzelf had gevonden.

En zo keerde hij terug naar de vallei, een jonge held die niet alleen een kristal, maar ook de diepe waarheid over zichzelf had meegenomen uit de ijzige diepten van de Drakenberg.

Deel op social media